Netwerkverbinding
Als het apparaat netwerkmogelijkheden heeft, kan het worden gedeeld in een
netwerkomgeving door het rechtstreeks aan te sluiten op het netwerk. Dit type
verbinding heeft als voordeel dat het apparaat via de ingesloten webserver kan
worden beheerd vanaf elke computer binnen het netwerk.
Opmerking Microsoft Internet Explorer 6.0 of hoger moet op het
computersysteem zijn geïnstalleerd om het installatieprogramma te kunnen
uitvoeren.
Hoofdstuk 10
168
Configureren en beheren
Kies de installatieoptie voor het type netwerk waarover u beschikt:
Netwerktoestand
Type setup
Peer-to-peer en netwerkverbinding
Elke computer is verbonden met het apparaat
met een vaste of draadloze
netwerkverbinding. Er is geen toegewezen
printserver. Installeer de software op de
computers die het apparaat zullen gebruiken.
Zie
Het apparaat installeren op een netwerk
voor meer informatie.
1. Clientcomputer A
2. HP-apparaat
3. Clientcomputer B
4. Netwerkserver
5. Router/hub
Lokaal gedeeld apparaat
Eén computer wordt gebruikt als printserver
(Client A). Het apparaat is via een USB-kabel
rechtstreeks op de computer aangesloten.
Client A deelt het apparaat. Client B kan het
gedeelde apparaat installeren en naar dit
apparaat afdrukken. Clientcomputers kunnen
alleen afdrukken op het apparaat. Installeer
de software van het apparaat op de server,
en installeer vervolgens de software van het
apparaat op de clientcomputer. Zie
Het
apparaat installeren op een netwerk
en
De
software van het apparaat installeren op
clientcomputers
voor meer informatie.
1. Clientcomputer A
2. USB-aansluiting
3. HP-apparaat
4. Clientcomputer B
5. Netwerkserver
6. Router/hub
Serververbinding
De netwerkserver wordt gebruikt als
printserver, en het apparaat is via een USB-
kabel rechtstreeks aangesloten. Het
geïnstalleerde apparaat wordt gedeeld.
Andere computers op het netwerk kunnen het
gedeelde apparaat installeren. De
netwerkbeheerder kan de naam van het
apparaat hebben gewijzigd. Clientcomputers
kunnen alleen afdrukken op het apparaat.
Installeer de printersoftware op de server en
vervolgens op de clientcomputers Zie
Het
apparaat installeren op een netwerk
en
De
software van het apparaat installeren op
clientcomputers
voor meer informatie.
1. Netwerkserver
2. USB-aansluiting
3. HP-apparaat
4. Clientcomputer A
Het apparaat configureren (Windows)
169
Netwerktoestand
Type setup
5. Clientcomputer B
6. Router/hub
•
Client/server-netwerk: Als een computer in uw netwerk uitsluitend fungeert als
afdrukserver, installeert u de apparaatsoftware op deze server en vervolgens op
de clientcomputers. Zie
Het apparaat installeren op een netwerk
en
De software
van het apparaat installeren op clientcomputers
voor meer informatie. Met deze
methode kunt u niet de volledige functionaliteit van het apparaat delen.
Clientcomputers kunnen alleen afdrukken op het apparaat.
•
Peer-to-peer-netwerk: Als u een peer-to-peer-netwerk hebt (een netwerk zonder
een computer die uitsluitend fungeert als afdrukserver), installeert u de software op
de computers waarvoor het apparaat wordt gebruikt. Raadpleeg
Het apparaat
installeren op een netwerk
voor meer informatie.
Op beide typen netwerken kunt u met behulp van de wizard Printer toevoegen in
Windows verbinding maken met een netwerkprinter. Zie
De printerdriver toevoegen
met Printer toevoegen
voor meer informatie.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•
Het apparaat installeren op een netwerk
•
De software van het apparaat installeren op clientcomputers
•
De printerdriver toevoegen met Printer toevoegen
•
Het apparaat installeren in een volledige IPv6-netwerkomgeving